broeder Edgard
Lied van Onze Lieve Vrouw van Genooi
Naar ’t klein kapelken aan den stroom,
Uw heiligdom, zoo stil, zoo vroom
Maria
Gaan wij, wanneer wij droevig zijn,
Om zieledeed of lichaamspijn,
Maria
En ’t streelen van Uw lieven lach,
Veel zoeter nog dan lente dag,
In ons ten troost bij ’t bang beklag,
Maria
Naar ’t klein kapelken aan den stroom,
Bij middagbrand en avonddoom,
Maria
Gaan wij zoo licht van hart en voet,
En peinzen op den liefsten groet,
Maria
Die naar Uw minlijk aangezicht,
Bij ’t binnentreden als een licht,
Zal vliegen als een klaar gedicht
\Maria.
Naar ’t vroom kapelken, overhuifd,
Met loover, waar de wind mee wuift,
Maria
Gaan wij, de harten zwaar van dank,
En zingen lied-ren diep van klank,
Maria
Tot U, die door Uw moederbeë
In ons dat heimlijk wonder dee,
Een hart, met God en mensch in vreë !
Maria
Naar ’t vroom kapelken, onder ’t loof,
Waar ’t vinkje trillert, stroof aan stroof,
Maria
Gaat eenmaal duurt ’t kort of lang,
Licht ongedacht de laatste gang,
Maria
O ’t zoete lachen van Uw mond,
Waar Jesus zelf zijn troost in vond,
Verblijd ook ons ten leste stond,
Maria
Tekst : Broeder Edgard
Muziek: C. de Rooij
Uitgebracht : Venloos Vocaal Ensemble
EP 1981 Da Capo 8019